Home Up bouwhistorie Voorhal Kerkzaal houtwerk 2012 - werken |
Het Kerkgebouw
Van contra-reformatorische kloosterkerk
tot Protestantse kerk
|
In de 16e eeuw kreeg de reformatie ook in Antwerpen
veel aanhangers. In de Scheldestad heerste een
Protestants klimaat en van 1577 tot 1585 was er zelfs
een protestants stadsbestuur. In 1583 werd Marnix van
St. Aldegonde burgemeester. Hij was dichter en polemist
(In zijn Byencorf toont hij zich een waardige sparring
partner van Anna Byns) en wordt vaak genoemd als de
dichter van het huidige Nederlandse volkslied ‘het
Wilhelmus’: Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden waren
toen nog één. Er woedde een onafhankelijkheids oorlog
tegen Filips II van Spanje, waarbij de godsdienst een
prominente rol speelde. In 1585 werd Antwerpen veroverd
door de Spaanse troepen van Alexander Farnese: ‘De Val
van Antwerpen’. De protestanten kregen 4 jaar de tijd om
te vertrekken of om terug rooms-katholiek te worden.
Ongeveer de helft van de bevolking vertrok (niet alleen
vanwege godsdienstige redenen, ook economisch waren de
vooruitzichten slecht). Na 1589 leefden de resterende
protestanten hier in de verdrukking. Samenkomsten waren
verboden, maar werden in het geheim toch gehouden. Aan
het einde van zijn leven schonk Filips II de zuidelijke
Nederlanden aan zijn dochter Isabella. Zij huwde met
Albrecht, aartsbisschop van Toledo (die daarvoor
dispensatie kreeg van de paus) en samen bestuurden zij
ons gebied. Als reactie op de periode van protestantse
reformatie kwam nu de contra-reformatie: het opnieuw
leven inblazen van het rooms-katholieke geloofs- en
cultuurleven en het wegpoetsen van alles wat protestants
was. Daartoe werden van allerwegen nieuwe bisdommen en
kloosters opgericht. Ook verscheen er op bijna elke
straathoek een Mariabeeld. |
Raar maar waar - de geschiedenis is soms ironisch -
wordt in de contra-reformatie de eerste aanzet gegeven
voor wat nu de protestantse kerk van Antwerpen is.
Hieronder een beknopt overzicht (in vogelvlucht). Voor
meer gestoffeerde momentopnamen uit de
geschiedenis
van de kloosterkerk, klik hier (nieuwe pagina).
Aan de Winkelstraat
en de Kauwenberg (toen nog aan de rand van de stad,
tussen de ossen- en de paardenmarkt) werd vanaf 1608
gebouwd aan een echt contra-reformatorisch klooster. Op
26 augustus 1615 legden Isabella en Albrecht zelfs
persoonlijk de eerste steen van het kerkgebouw (de dag
ervoor hadden ze hetzelfde gedaan in de Kammenstraat: de
kerk van het Augustijnerklooster, nu AMUZ). Deze kerk
hier hoorde bij het klooster van de zusters Annuntiaten,
een contemplatieve orde van franciscaanse inspiratie,
die zich vooral bezig hield met de overdenking en
beoefening van de 10 deugden van de Maagd Maria. Het
gehele complex was veel groter dan de huidige gronden
van de kerk en besloeg het terrein van de huidige
nieuwbouw van de UFSIA (UA) tot aan de Rodestraat, zoals
op deze kaart uit 1784 nog goed te zien is:
Als architect van deze éénbeukige zaalkerk wordt vaak
Wensel Cobergher genoemd,
maar het bouwhistorisch onderzoek (met het oog op de
restauratie, Lode De Clercq) heeft aangetoond dat dit
niet correct is. Op zich had men dat ook al wel uit de
stijl kunnen afleiden (laat-gothisch, niet bepaald
Cobergher dus; vergelijk de Sint-Augustinus-kerk, nu
AMUZ, die Cobergher tezelfdertijd tekende). De
bouwmeesters zijn dus anoniem. De buitenlijnen van de
gevel zijn wel de eeuwen door behouden. De witte Balegemse steen
(extreem gevoelig voor zure regen !) domineert. Bij de renovatie,
c.q.verbouwing van 1904-1907 (door de Duitse Lutherse
gemeenschap bekostigd) werd voor een deel ook fijnere
Franse steen gebruikt en is het gothische portaal
geplaatst (onderste helft van de voorgevel is eigenlijk
een 'voorzetgevel'). De zijgevels zijn voor het grootste deel nog
in baksteen met de orginele grijze speklagen.
De kerk
zelf kende een verdiep ('nonnenkoor') dat zich
uitstrekte over de gehele lengte van de kerk (de pilaren
die dit gewelf ondersteunden zijn nog goed te zien op
bovenstaande tekening). De nonnen betraden vanuit het
klooster hun bovenkerk, terwijl het volk (of gasten)
beneden de viering kon volgen. Kostbare schilderijen
(o.a. Rubens, Willeboirts Bosschaert), een relikwie (het
hoofd van St. Iustus), diverse altaren en prachtige
glas-in-loodramen versierden de kerk. |
|
|
De huidige kerk
heeft geen toren maar een klokkenhuis. De
oorspronkelijke toren (ong. midden op het dak) is ingestort bij een brand
in 1789. In oktober 1822 werd daarin de luidklok van de
Citadelkerk van het verdwenen Zuidkasteel
opgehangen. Ze weegt 160 kg, en heeft de
toonhoogte van sol. De klok zelf dateert uit
1616. De inscriptie:
Gregorius Herndorfer Hallensis Saxioniae me
fecit a(nn)o MDMCXVI, oftewel: "Gregorius
Herendorf uit Halle in Saksen heeft mij gemaakt
in het jaar des Heren 1616". Dit betekent
niet dat de klok in Saksen is gemaakt, enkel dat
de Gregorius vandaar afkomstig was. Gregorius van Halle,
zoals hij meestal genoemd wordt, was een rondtrekkend
klokkenmaker, die heel wat klokken heeft gegoten
m.n. in de regio Gent en Brugge (bijv. de vier
luidklkokken van de St. Salvator in Brugge).
Zijn naam komt ook voor in Friesland in het
begin van de 17e eeuw. De klok heeft lang niet
geluid (geen klepel, gammele constructie). Ze is
tijdens de restauratie van de voorgevel
gerestaureerd door METAFOSE en daarna weer in
werking gesteld. [foto hiernaast]
(20/9/1820: Kon. Besluit: de klok eigendom van
de protestantse kerk - daarop ook wijziging van
plaats van de toren; oorspronkelijk zou er een
klokhuis op het dak geplaatst worden, in
juli 1820 besloten die naar de gevel te verplaatsten). |
|
Hoe is deze kloosterkapel dan een Protestantse kerk
geworden?
Vanaf 1713 namen de Oostenrijkse Habsburgers het bestuur
over. Keizer Jozef II verbood in 1781 de kloosterorden
zonder sociaal doel. Omdat de zusters Annuntiaten zo’n
bid- en bedelorde waren, werd het klooster als snel
ontbonden en kwam de kerk leeg te staan. Van de
sacristij maakten de Oostenrijkers een stal voor
officierspaarden. Even later werd ook de kerk zelf
gebruikt als paardestal: er kwamen 'kribben en
stallingen in'. In de refter werd de 'generale bakkerij
voor den troep (=leger)' ingericht.
Tijdens de
Franse bezetting wordt de kerk zelf ingericht als
militaire bakkerij. Heel dit gebied was trouwens
legerdomein, incl. het Begijnhof en de gebouwen langs de
Prinsstraat. Op 22 juni 1798 worden de overgebleven
kloosterpanden ten verkoop aangeboden, maar voor de kerk
en de annexe gebouwen vond men geen koper. Ze bleven dus
militair domein. Op 25 oktober 1798 brak er een brand
uit die de hele nacht duurde; Om 5u 's ochtends viel de
toren door het dak, dat geheel vernield werd. De
kloosterpanden blijven in dienst als kazerne, lazaret en
de kerkruimte verzorgt ook begin 18e eeuw het 'brood
voor den troep'. Er waren 8 grote ovens langszij de
linkermuur.
|
|
Op dit plan uit
1809 is het kloostercomplex nog goed te zien
(nr. 71). De Ossenmarkt met aangrenzend het
Begijnhof ((nr. 85) is goed herkenbaar alsmede
de gebouwen aan de Prinsstraat (Hof van Liere
e.o.) en linksbovenaan de contouren van de St.
Jakob. Onderaan in beeld lopen nu de leien, maar
lagen toen nog de vesten. Aan het eind van de
Rodestraat bevond zich de 'Roode Poort'.
|
Nadat Napoleon bij Waterloo verslagen was werden de
Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden voor enkele jaren
herenigd en mochten de protestanten terug hun geloof in
volle vrijheid belijden. Zij kregen deze kerk na veel
gepalaber via koning Willem I persoonlijk toegewezen. De
kloostergebouwen werden verkocht en de directeur van de
magazijnen en artillerie, lt.kol. W.B.E. Paravicini di
Capelli, werd aangeduid om de zwaar geteisterde kerk te
verbouwen tot een protestants kerkgebouw. Hij maakte er
een echte preekkerk van met twee tribunes, één boven de
entrée en eentje in het koor, waar ook het orgel stond.
Nog voor de voltooiing der werken werd hij opgevolgd
door kapt. J.P. Van Woensel (genie-officier te
Antwerpen).
Op 1 juli 1821 is het
vernieuwde kerkgebouw door de toenmalige predikant ds.
C.P. Winckel ingewijd. Een speciale bank voor de koning
was voorzien. Vanaf toen is dit gebouw dus een
Protestantse kerk. Dat de eerste predikant en de straat
dezelfde naam droegen is louter toeval. Op een plan van
1610 staat de straat al vermeld als ‘Grooten Winckel’
("winckel" = hoek). De kerk kende in de Hollandse tijd
een explosieve groei (vooral vanwege de vele
garnizoenssoldaten) en was al snel te klein. Meer dan
600 man per kerkdienst was geen uitzondering (terwijl
het gebouw maar berekend was op max. 400. Vlak voor de
Belgische omwenteling was het dossier klaar om bij de
overheid om een grotere kerk te vragen. Na de Belgische
omwenteling was de kerk echter weer meer dan groot
genoeg, en kostte het zelfs enige moeite om de gebouwen
voor de protestantse eredienst te behouden.
|
|
gevel 1821 (Paravicini), foto ca. 1903 |
gevel na renovatie 1907, foto ca. 1910 |
Op het einde van de 19de eeuw besloot men de kerk
opnieuw te renoveren.
Naast een Nederlandstalige was er ook een een Frans- en
een Duitstalige gemeenschap. Met name die laatste was in
de loop van de eeuw exponentieel gegroeid. Tussen 1905
en 1909 vonden de werken plaats. Zowel exterieur als
interieur werden grondig aangepast. Het geheel werd
betaald door Duitse kapitaalkrachtige gemeenteleden,
waarvan velen in de dichtbij gelegen havenbedrijven
werkzaam waren. De buitenlijnen van het kerkgebouw
bleven intact, maar de gevel werd voorzien van een
gothische inkom, de tribune in het koor afgebroken, de
vensters voor de glas-in-loodramen weer vrijgemaakt. De
tribune boven de inkom werd ingekort en veranderd in een
groot oksaal, teneinde het Walcker-orgel te kunnen
plaatsen en ruimte te voorzien voor een koor/orkest. In
de kerk werd het liturgisch koor weer in ere hersteld.
De vensteropeningen erboven werden weer geopend. Een
volledig nieuw kerkinterieur werd geplaatst (altaar,
doopvont, preekstoel), compleet met massief houten
kerkbanken (die twee-zijdig kunnen worden benut) en
bekroond met een reeks indrukwekkende
glas-in-loodvensters (gemaakt door de Duitse firma
Hochreiter & Geyer, gevestigd te Zurenborg, Antwerpen).
Nu was het een Lutherse
kerk, die kon concurreren met de tweede Duitse kerk
die sinds 1893 aan de Bexstraat gevestigd was, de
Christuskirche.
Nu behoort het kerkgebouw aan de
gemeente Antwerpen-Noord van de Verenigde Protestantse
Kerk in België. De VPKB is de door de overheid erkende
Belgische Protestantse Kerk en in 1979 ontstaan uit een
fusie van verschillende Protestantse kerken. In de
grootstad Antwerpen zijn vijf verschillende gemeenten
van de VPKB. Bij decreet van 3 maart 1976 werd deze
Protestantse kerk als historisch monument geklasseerd.
Als beschermd monument werd dit gebouw reeds
verschillende malen opgenomen in het officieel programma
van “Open monumentendag”, waarbij telkens op massale
belangstelling mocht gerekend worden. |
|