In de aanloop naar de
inwijding van de kerk in 1821 leverde De Gentse
orgelbouwer Pieter Jan De Volder een kerkorgel met 11
registers (22 juli 1820). Het kostte fl. 1.400. De
dispositie is niet bekend uit originele bronnen, maar
kan gereconstrueerd worden uit het inspectieverslag
(restauratievoorstel) dat Bernard Dreymann op 28 juli
1841 indiende bij het kerkbestuur. Het blijkt om een
eenvoudig, klein orgel te gaan met één manuaal, met
gedeeld klavier: dispositie van het De Volder orgel
(1820)
Principal
4
Octava 8
d
Grossgedact 8
Kleingedackt 4
Nassard 3
Octava 2
MIxtur 1
1/2
Trompet 8
b+d
Terts 1
3/5
Crumhorn
8 b (ledig)
Hobo 8 b
(ledig)
Blijkbaar voldeed het al snel niet meer aan de eisen,
want reeds in 1835 wordt er contact opgenomen met een
Duitse orgelbouwer in Brussel, Joseph Schmitz, met het
oog op een grondige restauratie. In het reeds genoemde
verslag uit juli 1841, stelt Bernard Dreymann voor om de
ledige plaatsen op de windlade te vullen met Salicional
8 en een pedaal toe te voegen met een Subbus 16 en
Octavbass 8. Op 25 september 1841 doet ook de Antwerpse
orgelbouwer Joseph Delhaye (1786-1845) een onderzoek
naar het orgel en dient twee offertes in voor een nieuw
orgel, A voor een vergelijkbaar orgel (één manuaal, 10
registers), maar wel met prestant 8 en B een orgel met
13 registers prestant 8 en Bourdon 16, incl. aangehangen
pedaal.
De bestuursraad wil niet over één nacht ijs gaan,
want zij wint ook nog advies in van een Rotterdamse
organist, B. Tours, die drie model disposities opstuurt
(Heusden, Strijen, Dordrecht - Waalse kerk). De Duitse
orgelbouwer Adam Kemmerling dient op 2 november 1841
maar liefst 4 projecten in. Geen van deze projecten
vindt uitvoering.
Het zal niet toevallig zijn dat Dreymann in 1841 zo
actief is in Antwerpen. In 1840 had hij immers een orgel
gebouwd voor de Protestantse kerk (Eglise du Musée), dat
door Joseph Fétis zeer werd geprezen. In 1845 wordt de
draad weer opgenomen en krijgt de reeds vermelde Bernard
Dreymann de eer om een nieuw orgel te ontwerpen.
De lovende woorden voor het orgel in de Museumkerk
van Joseph Fétis, samen met de aanbeveling vanwege de
predikant van Brussel, ds. E. Vens (brief aan zijn
Antwerpse collega, S. Spörlein), daarbij nog vermeldend
dat het orgel intensief gebruikt wordt door het
koninklijk Conservatorium van Brussel, zal hier wel mee
te maken hebben. In 1846 bouwt dezelfde Dreymann in
Brussel trouwens het grote orgel in de kerk van van
Clarissen (l'Eglise Notre Dame aux Riches Claires,
parochiekerk sinds 1806). Dit orgel is eind vorige eeuw
vervangen door een Collon-orgel, ten dienste van het
conservatorium. De dispositie van het orgel in de
Protestantse Kerk van Antwerpen is niet in de bronnen
terug te vinden, maar kan worden gereconstrueerd op
grond van latere beschrijvingen.
Reconstructie van de oorspronkelijke dispositie van het
Dreymann-orgel (1846/1905), volgens Achim Seip
(gebaseerd op de notities van de orgelbouwer Reil uit
1952. De roodgekleurde registers ontbreken in een andere
reconstructie (W.D. van der Kley ??). Het pijpwerk van
de groengekleurde registers is nog aanwezig in het
huidige orgel.
Dreymann heeft trouwens het De Volder orgel
teruggenomen en in zijn werkplaats opgesteld. Er is
correspondentie bewaard waaruit blijkt dat hij het heeft
uitgebreid en aangeboden aan het hospitaal te Mainz
(1848), tevergeefs.
Er is geen foto van bewaard, wel is bekend welke kast
Dreymann heeft geleverd. Een reconstructie is mogelijk
vanwege het feit dat tot 1952 het orgel in Hoogeveen
heeft gestaan (zie onder) en er een foto is bewaard in
het archief genomen in 1888 toen de kerk 'in de rouw'
was vanwege het overlijden van Kaiser Wilhelm I.
originele foto |
gemanipuleerd |
|
|
Rond 1900: De Duitse kolonie neemt het
besluit tot restauratie
Rond 1900 werd de Protestantse kerk gebruikt door 3
verschillende gemeenschappen: de Franse, de Duitse en de
Nederlandse. De Duitse gemeenschap was "Evangelisch",
wat in het Duitsland betekent dat men een Lutherse visie
heeft op de kerkdient (Mis) en de inrichting van het
gebouw. Zij had het meeste geld en dus ook de meeste
invloed bij de herinrichting van de kerk. Hierbij
onderging het interieur verschillende ingrijpende
wijzigingen:
- er kwamen nieuwe gebrandschilderde
glas-in-lood ramen
- er werden prachtige mozaïekvloeren gelegd
- het indrukwekkende kerkmeubilair werd
geïnstalleerd
- en tot slot werd in 1905 het machtige
Walcker-orgel voltooid
Het is zeer duidelijk dat de muziek
bij de herinrichting van de kerk ook een belangrijke
rol gespeeld heeft: er werd achteraan in de kerk een
nieuw ruim oksaal gebouwd (81 m2), dat groot genoeg
moest zijn om “een groot orkest of koor” te kunnen laten
plaatsnemen. Op dit oksaal moest een groot orgel komen,
opgebouwd in 2 buffetten, zodat het monumentale glasraam
er tussenin mooi zichtbaar bleef.
Nieuwe banken in de kerk werden voorzien van een uniek
kantelmechanisme, zodat de kijkrichting eenvoudig kon
gewijzigd worden naar voren (naar de 4 meter hoge eiken
preekstoel) of naar achteren (naar het oksaal met
orgel).
Er werden verschillende orgelbouwers aangeschreven om
het nieuwe “krachtige” instrument te bouwen : Van Bever,
Walcker en Schijven. Alle offertes bleven bewaard in het
archief van de kerk. Speciaal te vermelden is dat dit
het eerste orgel in België zou worden, dat werd
uitgerust met een elekrische motor (3/4 pk) om de
schepbalgen aan te drijven (mechanisme nog steeds
bewaard). In functie van het windverbruik zou een
regelsysteem ingrijpen op het toerental van de motor,
zodat een perfecte geruisloosheid zou gegarandeerd
worden (automatische terugloop tot op stilstand). Voor
de plaatsing van de motor diende in de kerkmuur een nis
gemaakt te worden.
Nog wel interessant om op te merken is dat de offerte
verder nog bestond uit: een detailtekening op ware
grootte van de speeltafel een voorblad met een prachtige
lithografie van St. Cecilia aan een orgel een mooie
blauwdruk van het algemeen uitzicht van buffetten,
speeltafel en glasraam
Het orgel kreeg het opusnummer 1190. De 1.408
orgelpijpen werden verdeeld over 2 symmetrische
buffetten in neogotische stijl, links en rechts van het
monumentale glasraam. De speeltafel werd in het midden
geplaatst, tussen de twee kasten en vlak voor het dikke
touw van de luidklok : voor het luiden van deze klok
werd gelukkig beroep gedaan op andere (bezoldigde)
persoon, een “echte klokkeluider” .
Totaalprijs van het nieuwe orgel was 14.900 franken,
inclusief elektrische motor. Dit bedrag werd
samengebracht door (15 protestantse families. De
levertermijn werd bepaald op 4 maanden, en het orgel
moest speelklaar zijn op 14 april 1905, net voor het
begin van de Goede Week. Deze datum werd ook gehaald:
Op Palmzondag 16 april werd het orgel plechtig
ingespeeld door Willem De Latin. Uit geschriften blijkt
dat De Latin, die hulpleraar was in de orgelklassen van
achtereenvolgens Callaerts, De Hovre en Papen, een
tijdlang als organist verbonden is geweest aan de
Protestantse kerk. Voor dit Walcker-orgel componeerde
hij vermoedelijk het “Plechtig Voorspel op het koraal
‘Ein feste Burg ist unser Gott”, waarvan het manuscript
zich in de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek bevindt.
Het bestaande Dreymann-orgel werd verkocht aan de
Gereformeerde Kerk in het Nederlandse
Hoogeveen, waar het na uitbreiding nog steeds in
dienst is (zij het zodanig verbouwd dat het geen
Dreymann orgel meer te noemen is, om precies te zijn:
nog pijpwerk van slechts 3 registers is aanwezig).
Achter deze transactie zat dhr. Hendrik Bos (Kzn.) uit
Wildervank, die voor de Gereformeerde Kerk in zijn eigen
woonplaats een Walcker-orgel liet bouwen (1913) en wiens
legaat ook aan de basis lag van het gigantische
Walckerorgel in Doesburg.
En wat na 1905 …? Tot 1911 is Walcker (met in
onderaanneming orgelbouwer Geurts uit Antwerpen) bezig
geweest met het op punt stellen van het orgel en de
intonering. In 1919 werd de trompet van het hoofdwerk
vervangen door een nieuwe trompet van moderne makelij,
een vervanging al in 1910 voorgesteld door Walcker zelf,
maar pas dan uitgevoerd. Dit is wel hoorbaar, want deze
trompet klinkt erg luid en wat minder “rond” dan de
andere oorspronkelijke tongwerken.
In 1926 vermeldt het kerkblad : “Het kerkorgel werd,
dank zij eenige extra giften en het enthousiasme van den
organist, met twee registers verrijkt: een Euphoon en
een Kromhoorn. Mede door deze uitbreiding hadden de
Concerten der Bachvereeniging meer en meer succes en
worden des Zondags de kerkgangers door een steeds
volmaakter spel gesticht”. Deze registers zijn
hoogstwaarschijnlijk van 18e-eeuwse oorsprong (in elk
geval van oudere datum dan 1905), en werden zo goed
mogelijk in het Walcker-orgel geïntegreerd. Vaste
organist in die periode was Jos Watelet, en dit
gedurende 29 jaar.
dhr. Watelet is
een bijzondere muzikant. Op jeugdige leeftijd
bekeerd tot het protestantisme (onder invloed van
Bach), werd hij na WO I organist van de Lange
Winkelstraat. Hij stichtte o.a. samen met dhr.
Verhoef de Antwerpse Bachvereeniging, bovengenoemd.
Er vonden toen in de beide protestantse kerken
(Lange Winkelstraat en Bexstraat-Christuskirche)
zeer geregeld concerten plaats, die een vaste waarde
werden in het Antwerpse muziekleven. Watelet was een
pionier in de wereld van de Oude (Vlaamse) Muziek en
is vandaag nog bekend vanwege zijn uitgave van de
orgelwerken van A. Van Kerckhoven. Hij verwierf voor
de kerk in de Lange Winkelstraat in 1937/8 een oud
orgel (18e eeuws) uit 'een kapel in Leuven' met tien
registers, dat op het doksaal werd geplaatst en
dienst deed als begeleidingsinstrument aldaar.
Toen de V-bommen in 1945 de kerk bedreigden werden
de diensten om veiligheidsredenen in de voorhal van
de kerk gehouden. Watelet stelde zijn Ludovicus De
Backer-kabinetorgel ter beschikking, dat dienst deed
(tot groot genoegen van de kerkgangers, men spreekt
van een "zeer schone en tedere klank") als
begeleidingsinstrument. In 1946 wordt het kerkgebouw
weer in gebruik genomen en verdwijnt dit bijzondere
orgel tijdelijk uit beeld. In 1950 is het in bezit
van de fam. Schilperoort, die het ter beschikking
stellen van de Zeemanskapel (Centrum voor Varenden,
Britse Lei 10), die op 24 september van dat jaar z'n
deuren opent (ds. A. van der Walle). Sinds 1956
bevindt het zich in het Antwerpse Vleeshuismuseum,
eerst in bruikleen, vanaf 1962 in eigendom. Het werd
gerestaureerd door Patrick Collon.
Zeemanskerk (Centrum voor varenden) |
Vleeshuis (achter de Dulcken) |
|
|
Het koororgel op
het doksaal zou in 1959 verkocht zijn aan de St.-
Catharinaparochie in Hoboken, maar daar was
uiteindelijk geen plaats waarna het spoor dood
loopt.
In 1927 werd volgens de kerkarchieven weer een oud
register bijgekocht. Het zou evenwel nog enkele jaren
duren, vooraleer er genoeg middelen waren om dit ook
daadwerkelijk te monteren. Vermoedelijk ging het over de
Cornet 5R, die nu nog steeds aanwezig is, en perfect
geïntegreerd in de rest van het orgel.
In 1977 gebeurde een belangrijk nazicht door B.
Peld-D’Hondt : vervanging van versleten balgjes, nazicht
van de windladen en de speeltafel, kuisen van pijpen.
Dit gebeurde onder bescherming van Hans De Jongh, Consul
de Nederlanden, ter gelegenheid van zijn 40-jarig ambt
in Antwerpen. (plaquette op de orgelkast herinnert
hieraan) Het orgel werd toen plechtig ingespeeld door
Stanislas Deriemaeker.
In 1984 werd aan orgelbouwers Kaat & Tijhuis (Nederland,
Kampen) opdracht gegeven om de pneumatische traktuur te
elektrificeren, want de loodbuizen van de pneumatische
traktuur waren aangetast door de loodziekte. De
electrificering omvatte zowel de toetstraktuur als de
registertraktuur, inclusief speelhulpen, vrije
combinatie en zweltrede. Daarbij bleef het
oorspronkelijke karakter van de speeltafel identiek aan
de toestand van 1905: de ingreep is dus niet zichtbaar.
Wel werd de speeltafel verplaatst naar de rand van het
oksaal, zodat de organist meer voeling kreeg met verloop
van de liturgie in de kerk.
Het orgel kreeg ook een “grote beurt” : herstelling van
de windlekken, afdichting van de hoeden, nieuwe roosters
waar nodig, extra steunen voor schalbekers, egalisatie
van de intonatie, … Het vernieuwde orgel werd op 16
november 1984 ingespeeld door J. A. De Wilde (die tevens
als adviseur optrad voor de restauratie).
In 1997 werd de windventilator vervangen door 2
geruislozere windturbines.
In 2014-2015 werden alle 'balgjes' vervangen wegens
(orgelbouw Adema).
|