Onze kerk is een “oude dame” (1615) en soms ziet ze er geweldig uit, soms verraadt ze haar leeftijd. In 2012 ging ze even door de knieën. Het werd het het begin van een grondige restauratie (wat beelden op de fotopagina).
Van contra-reformatorisch klooster tot protestantse kerk
[klik hier voor een short history]
Een stukje geschiedenis
In de 16e eeuw kreeg de Reformatie ook in Antwerpen veel aanhangers. In de Scheldestad heerste een protestants klimaat en van 1577 tot 1585 was er zelfs een protestants (calvinistisch) stadsbestuur. In 1583 werd Marnix van St. Aldegonde burgemeester. Hij was dichter en polemist (In zijn Byencorf toont hij zich een waardige sparring partner van Anna Byns) en wordt vaak genoemd als de dichter van het huidige Nederlandse volkslied ‘het Wilhelmus’ (hoewel tegenwoordig Pieter Datheen uit Kassel, vooral actief in Gent, hem in dezen is voorbijgestreefd). Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden waren toen nog één. Er woedde een onafhankelijkheids-oorlog tegen Filips II van Spanje, waarbij de godsdienst een prominente rol speelde. In 1585 werd Antwerpen veroverd door de Spaanse troepen van Alexander Farnese: ‘De Val van Antwerpen’. De protestanten kregen 4 jaar de tijd om te vertrekken of om terug rooms-katholiek te worden. Ongeveer de helft van de bevolking vertrok (niet alleen vanwege godsdienstige redenen, ook economisch waren de vooruitzichten slecht). Na 1589 leefden de resterende protestanten hier in de verdrukking. Samenkomsten waren verboden, maar werden in het geheim toch gehouden. Aan het einde van zijn leven schonk Filips II de zuidelijke Nederlanden aan zijn dochter Isabella. Zij huwde met Albrecht, aartsbisschop van Toledo (die daarvoor dispensatie kreeg van de paus) en samen bestuurden zij ons gebied. Als reactie op de periode van protestantse reformatie kwam nu de contra-reformatie: het opnieuw leven inblazen van het rooms-katholieke geloofs- en cultuurleven en het wegpoetsen van alles wat protestants was. Daartoe werden van allerwegen nieuwe bisdommen en kloosters opgericht. Ook verscheen er op bijna elke straathoek een Mariabeeld. Raar maar waar – de geschiedenis is soms ironisch – wordt in de contra-reformatie de eerste aanzet gegeven voor wat nu de protestantse kerk van Antwerpen is. De kerk van het toen gestichte ‘Annuntiaten-klooster’ is nu de protestantse kerk van Antwerpen.
Voor meer gestoffeerde momentopnamen uit de geschiedenis van de kloosterkerk, klik hier (opent een nieuw venster).
Beknopt overzicht
Aan de Lange Winkelstraat is het niet Wensel Cobergher (zoals je vaak leest. De bouwmeester is ‘anoniem’) die een kloosterkerk bouwt voor de zusters Annuntiaten. Tijdens de Franse bezetting wordt het een beestenboel en onder koning Willem I Op 1 juli 1821 weer een kerk, die een eeuw later nog maar eens helemaal gerenoveerd wordt met geld van de ‘Duitse kolonie (Luthers): een erkend monument
Aan de Winkelstraat en de Kauwenberg (toen nog aan de rand van de stad, tussen de ossen- en de paardenmarkt) werd vanaf 1608 gebouwd aan een echt contra-reformatorisch klooster. Op 26 augustus 1615 legden Isabella en Albrecht zelfs persoonlijk de eerste steen van het kerkgebouw (de dag ervoor hadden ze hetzelfde gedaan in de Kammenstraat: de kerk van het Augustijnerklooster, nu AMUZ). Deze kerk hier hoorde bij het klooster van de zusters Annuntiaten, een contemplatieve orde van franciscaanse inspiratie, die zich vooral bezig hield met de overdenking en beoefening van de 10 deugden van de Maagd Maria. Het gehele complex was veel groter dan de huidige gronden van de kerk en besloeg het terrein van de huidige nieuwbouw van de UFSIA (UA) tot aan de Rodestraat, zoals op deze kaart uit 1784 nog goed te zien is:
De 3-D animatie op grond van deze plattegrond:
Als architect van deze éénbeukige zaalkerk wordt vaak Wensel Cobergher genoemd, maar het bouwhistorisch onderzoek (met het oog op de restauratie, Lode De Clercq) heeft aangetoond dat dit niet correct is. Op zich had men dat ook al wel uit de stijl kunnen afleiden (laat-gothisch, niet bepaald Cobergher dus; vergelijk de Sint-Augustinus-kerk, nu AMUZ, die Cobergher tezelfdertijd tekende). De bouwmeesters zijn dus anoniem. De buitenlijnen van de gevel zijn wel de eeuwen door behouden. De witte Balegemse steen (extreem gevoelig voor zure regen !) domineert. Bij de renovatie, c.q.verbouwing van 1904-1907 (door de Duitse Lutherse gemeenschap bekostigd) werd voor een deel ook fijnere Franse steen gebruikt en is het gothische portaal geplaatst (onderste helft van de voorgevel is eigenlijk een ‘voorzetgevel’). De zijgevels zijn voor het grootste deel nog in baksteen met de orginele grijze speklagen.
De kerk zelf kende een verdiep (‘nonnenkoor’) dat zich uitstrekte over de gehele lengte van de kerk (de pilaren die dit gewelf ondersteunden zijn nog goed te zien op bovenstaande tekening). De nonnen betraden vanuit het klooster hun bovenkerk, terwijl het volk (of gasten) beneden de viering kon volgen. Kostbare schilderijen (o.a. Rubens, Willeboirts Bosschaert), een relikwie (het hoofd van St. Iustus), diverse altaren en prachtige glas-in-loodramen versierden de kerk.
De huidige kerk heeft geen toren maar een klokkenhuis. De oorspronkelijke toren (ong. midden op het dak) is ingestort bij een brand in 1789. In oktober 1822 werd daarin de luidklok van de Citadelkerk van het verdwenen Zuidkasteel opgehangen. Ze weegt 160 kg, en heeft de toonhoogte van sol. De klok zelf dateert uit 1616. De inscriptie: Gregorius Herndorfer Hallensis Saxioniae me fecit a(nn)o MDMCXVI, oftewel: “Gregorius Herendorf uit Halle in Saksen heeft mij gemaakt in het jaar des Heren 1616”. Dit betekent niet dat de klok in Saksen is gemaakt, enkel dat de Gregorius vandaar afkomstig was. Gregorius van Halle, zoals hij meestal genoemd wordt, was een rondtrekkend klokkenmaker, die heel wat klokken heeft gegoten m.n. in de regio Gent en Brugge (bijv. de vier luidklkokken van de St. Salvator in Brugge). Zijn naam komt ook voor in Friesland in het begin van de 17e eeuw.
De klok heeft lang niet geluid (geen klepel, gammele constructie). Ze is tijdens de restauratie van de voorgevel gerestaureerd door METAFOSE en daarna weer in werking gesteld.
20/9/1820: Koninklijk Besluit: de klok wordt eigendom van de protestantse kerk – Daarop ook wijziging van de plaats van de toren. Oorspronkelijk zou er een klokhuis op het dak geplaatst worden, in juli 1820 is besloten die naar de gevel te verplaatsten.
Hoe is deze kloosterkapel dan een Protestantse kerk geworden?
Vanaf 1713 namen de Oostenrijkse Habsburgers het bestuur over. Keizer Jozef II verbood in 1781 de kloosterorden zonder sociaal doel. Omdat de zusters Annuntiaten zo’n bid- en bedelorde waren, werd het klooster als snel ontbonden en kwam de kerk leeg te staan. Van de sacristij maakten de Oostenrijkers een stal voor officierspaarden. Even later werd ook de kerk zelf gebruikt als paardestal: er kwamen ‘kribben en stallingen in’. In de refter werd de ‘generale bakkerij voor den troep (=leger)’ ingericht.
Tijdens de Franse bezetting wordt de kerk zelf ingericht als militaire bakkerij. Heel dit gebied was trouwens legerdomein, incl. het Begijnhof en de gebouwen langs de Prinsstraat. Op 22 juni 1798 worden de overgebleven kloosterpanden ten verkoop aangeboden, maar voor de kerk en de annexe gebouwen vond men geen koper. Ze bleven dus militair domein. Op 25 oktober 1798 brak er een brand uit die de hele nacht duurde; Om 5u ’s ochtends viel de toren door het dak, dat geheel vernield werd. De kloosterpanden blijven in dienst als kazerne, lazaret en de kerkruimte verzorgt ook begin 18e eeuw het ‘brood voor den troep’. Er waren 8 grote ovens langszij de linkermuur.
Op dit plan uit 1809 is het kloostercomplex nog goed te zien (nr. 71). De Ossenmarkt met aangrenzend het Begijnhof ((nr. 85) is goed herkenbaar alsmede de gebouwen aan de Prinsstraat (Hof van Liere e.o.) Linksboven de contouren van de St. Jakob. Onderaan in beeld lopen nu de leien, maar lagen toen nog de vesten. Aan het eind van de Rodestraat bevond zich de ‘Roode Poort’.
Nadat Napoleon bij Waterloo verslagen was werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden voor enkele jaren herenigd en mochten de protestanten terug hun geloof in volle vrijheid belijden. Zij kregen deze kerk na veel gepalaber via koning Willem I persoonlijk toegewezen. De kloostergebouwen werden verkocht en de directeur van de magazijnen en artillerie, lt.kol. W.B.E. Paravicini di Capelli, werd aangeduid om de zwaar geteisterde kerk te verbouwen tot een protestants kerkgebouw. Hij maakte er een echte preekkerk van met twee tribunes, één boven de entrée en eentje in het koor, waar ook het orgel stond. Nog voor de voltooiing der werken werd hij opgevolgd door kapt. J.P. Van Woensel (genie-officier te Antwerpen).
Op 1 juli 1821 is het vernieuwde kerkgebouw door de toenmalige predikant ds. C.P. Winckel ingewijd. Een speciale bank voor de koning was voorzien. Vanaf toen is dit gebouw dus een Protestantse kerk. Dat de eerste predikant en de straat dezelfde naam droegen is louter toeval. Op een plan van 1610 staat de straat al vermeld als ‘Grooten Winckel’ (“winckel” = hoek). De kerk kende in de Hollandse tijd een explosieve groei (vooral vanwege de vele garnizoenssoldaten) en was al snel te klein. Meer dan 600 man per kerkdienst was geen uitzondering (terwijl het gebouw maar berekend was op max. 400. Vlak voor de Belgische omwenteling was het dossier klaar om bij de overheid om een grotere kerk te vragen. Na de Belgische omwenteling was de kerk echter weer meer dan groot genoeg, en kostte het zelfs enige moeite om de gebouwen voor de protestantse eredienst te behouden.
Op het einde van de 19de eeuw besloot men de kerk opnieuw te renoveren. Naast een Nederlandstalige was er ook een een Frans- en een Duitstalige gemeenschap. Met name die laatste was in de loop van de eeuw exponentieel gegroeid. Tussen 1905 en 1909 vonden de werken plaats. Zowel exterieur als interieur werden grondig aangepast. Bij de restauratie is ook het vooraanzicht gewijzigd, ‘geupgraded’ naar de neo-gothiek… Het moest ‘voornamer worden’.
Het geheel werd betaald door Duitse kapitaalkrachtige gemeenteleden, waarvan velen in de dichtbij gelegen havenbedrijven werkzaam waren. De buitenlijnen van het kerkgebouw bleven intact, maar de gevel werd voorzien van een gothische inkom, de tribune in het koor afgebroken, de vensters voor de glas-in-loodramen weer vrijgemaakt. De tribune boven de inkom werd ingekort en veranderd in een groot oksaal, teneinde het Walcker-orgel te kunnen plaatsen en ruimte te voorzien voor een koor/orkest. In de kerk werd het liturgisch koor weer in ere hersteld. De vensteropeningen erboven werden weer geopend. Een volledig nieuw kerkinterieur werd geplaatst (altaar, doopvont, preekstoel), compleet met massief houten kerkbanken (die twee-zijdig kunnen worden benut) en bekroond met een reeks indrukwekkende glas-in-loodvensters (gemaakt door de Duitse firma Hochreiter & Geyer, gevestigd aan de Zurenborgstraat te Antwerpen). Hieronder het herinneringsraam met de wapens van de drie ‘bevriende naties’: België, Duitsland en Nederland (het is 1907, alles is nog pais en vree).
Nu was het een Lutherse kerk, die kon concurreren met de tweede Duitse kerk die sinds 1893 aan de Bexstraat gevestigd was, de Christuskirche.
De grote breuk in de geschiedenis van deze kerk komt met de Eerste Wereldoorlog. De duitse kolonie wordt verscheurd door een dubbele loyaliteit (Belgisch-Duits), en de Duitstalige kerkleiding gaat mee met de bezetter. Na de oorlog is het dan ook gedaan met hun prominente aanwezigheid in de stad èn dus ook in deze kerk. De Nederlandstalige kerkleiding neemt het beheer op zich.
Momenteel behoort het kerkgebouw toe aan de protestantse kerkgemeenschap van Antwerpen-Noord, onderdeel van van de Verenigde Protestantse Kerk in België, de VPKB. Dit landelijke kerkgenootschap is de door de overheid erkende Belgische Protestantse Kerk en in 1979 ontstaan uit een fusie van verschillende Protestantse kerken. In de grootstad Antwerpen zijn vijf verschillende gemeenten van de VPKB. Bij decreet van 3 maart 1976 werd deze Protestantse kerk als historisch monument geklasseerd. Als beschermd monument werd dit gebouw reeds verschillende malen opgenomen in het officieel programma van “Open monumentendag”, waarbij telkens op massale belangstelling mocht gerekend worden.